Ik ben niet zo van de nieuwigheid. Nut, bruikbaarheid en degelijkheid van apparaten moeten zich eerst hebben bewezen voor ik iets aanschaf. Zoon is minder behoudend. Daarom trof ik hem deze week op zijn slaapkamer aan terwijl hij verwikkeld was in een pittige discussie met zijn kast. Als vader maak je je in zo’n geval meteen zorgen, maar toen de kast het woord nam begon ik ernstig aan mezelf te twijfelen. Een pratende kast? Zoon stelde me gerust: hij had een nieuw apparaat gekocht waarmee hij met het internet kon praten. Om de aandacht van het ding te trekken, moest telkens worden begonnen met de woordcombinatie Hee Goegel, en worden vervolgd met een opdracht, in dit geval: Wek me morgen om half negen met een liedje van Donald Fagen. Uit het stemgeluid van het apparaat maakte ik op dat Goegel een vrouw was. En ze begreep het niet. Ik had geen inzicht in haar haarkleur, maar wat valt er niet te begrijpen aan het instellen van een wekker? Gelukkig voegde ze toe dat ze het nu misschien niet begreep, maar dat ze in staat was te leren. Een hele geruststelling. Enfin, zoon herhaalde zijn opdracht een keer of tien, daarna was het geregeld.
Ik ben behoorlijk ingevoerd in de muziek van Donald Fagen, maar het liedje dat de volgende dag uit zoons slaapkamer kwam, kende ik niet. Het was een schelle zichzelf herhalende toon die nog het meest weg had van een ouderwetse digitale wekker. In ieder geval was het ver beneden het niveau dat ik van Fagen gewend ben. En het was ook niet half negen. Mevrouw Goegel moet nog veel leren.