Geconcentreerd las ik de ruggen van talloze boeken in de stellingen van de bibliotheek in Sneek. Eigenlijk was ik ernaartoe gefietst om te onderzoeken of Laura, mijn nieuwe roman er al werd aangeboden, maar de nieuwe bieb nodigt uit tot exploratie. ‘Wat een mooie tas heeft u daar,’ hoorde ik ineens achter me. Ik had niemand horen naderen, dus keek ik verbaasd op. Mooie tas? Het was een plastic ding van een Berenburg-merk. Hoezo mooie tas? Ik keek in grote ietwat betraande ogen die deel uitmaakten van een kleurloos gezicht van een dame op leeftijd. Grijzend, een beetje gebogen en afsteunend op een kringlooprollator. Ik betwijfelde of de ogen mij als werkelijkheid zagen. ‘Oh sorry,’ zei ik. ‘Ik drink dat spul niet.’
Haar ogen bleven boren en haar volume ging omhoog. ‘Wat drinkt u dan?’ Ja, hallo! Het was zaterdagochtend en ik stond in de bibliotheek een boek te zoeken. Vooral niet te luid vertelde ik dat ik af en toe een whisky dronk. ‘Whisky?’ riep de vrouw. ‘Dat lust ik niet.’ Bezwaard keek ik om me heen; geen mensen, maar vanaf de andere kant van de stelling was duidelijk verkneukelend gesmoezel te horen. Ik begon me ongemakkelijk te voelen. ‘En gin ook niet. Daar moet altijd wat doorheen om het lekker te maken. Nee,’ zuchtte ze, ‘geef mij maar rum.’ Even gaven haar ogen me rust door weg te kijken; ze leek te dromen. ‘Of berenburg, maar dan van het andere merk.’ Ze keek heel even naar mijn tas. ‘En een biertje voor het eten.’
‘Lekker,’ bevestigde ik.
‘Ja,’ antwoordde ze toen ze wegsjokte. ‘Lekker.’